
Water – we kunnen het drinken.
Water – we kunnen er in zwemmen.
Water – we kunnen er op varen.
Water – we kunnen er naar kijken.
Kijk vandaag eens naar water.
Sta eens stil bij een plek waar water is.
Een plek waar ijs is.
Een plek waar ijs is.
Een sloot, een meer, een plas, de zee.
En kijk.
Kijk naar het water.
Kijk naar het ijs.
Kijk naar het ijs.
Alleen maar kijken.
Meer niet.